Tessa is op een donkere avond alleen thuis. Ze neemt vreemde geluiden waar in haar tuin. Haar zoo Thorben, die nog bij haar woont, is naar zijn broer Dave.
De bel gaat, maar niemand te zien. Dan gaat hij voor de tweede keer en Tessa doet langzaam de deur open. Voor haar staat een man met een bivakmuts op, die haar vastpakt en samen met een handlanger, die uit de tuin komt rennen, wordt ze in een busje gegooid.
Ze wordt ontvoerd en in een grote schuur ergens midden op het platteland vastgehouden; in een donkere, koude hok van twee bij drie meter. In de eerste instantie krijgt ze wat te eten, maar dat wordt al spoedig gestaakt. Tessa krijgt vanaf dat moment geen eten meer. Ze weet zich in leven te houden met kraanwater, wat gelukkig in overvloed aanwezig is.
Tessa gaat in haar gedachten steeds terug, vanaf het moment dat ze haar huis heeft verkocht en een slopend proces wat daarop volgt. Op deze manier weet ze, de periode dat ze gevangen wordt gehouden, te overleven. Op het laatst leeft Tessa in twee werelden totdat een verrassende ontknoping een eind maakt aan haar eenzame opsluiting